Schijf 2 - Terrein

De grens tussen de omgeving en het speeltuinterrein is omschreven in het bestemmingsplan. Afspraken met eigendomspartijen staan in een huurovereenkomst en HARVO. Het terrein heeft kenmerkende eigenschappen en er zijn externe partijen die toegang hebben tot (delen van) het terrein.

Huur en HARVO

Eigendomspartijen

Een speeltuin heeft twee eigendomspartijen: • Speeltuinorganisatie: gebruiker (huurder) en exploitant van het speeltuingebouw en beheerder van de terreinen en eigenaar van de speeltoestellen. • Gemeente Utrecht: eigenaar (verhuurder) van de grond en het speeltuingebouw.

Overeenkomsten

De samenwerking tussen de twee eigendomspartijen wordt omschreven in een huurovereenkomst en een HARVO (Huurafhankelijk Recht van Opstal). De gemeente verwacht volledige exploitatie van de speeltuin door de speeltuinorganisatie. Dit wordt gezien als tegenprestatie in natura. Er wordt geen financiële vergoeding als huur gevraagd. Deze tegenprestatie maakt dat er geen sprake van een bruikleenovereenkomst, maar een huurovereenkomst waarbij de gemeente verhuurder is en de speeltuinorganisatie huurder. Wanneer de grond en de opstallen (gebouwen, speeltoestellen etc.) gezamenlijk worden verhuurd, blijft de verhuurder van beiden eigenaar en aansprakelijk. Om dit te veranderen is apart voor deze opstallen een tweede overeenkomst opgesteld, de HARVO. Hiervoor wordt ook een notariële akte verleend en ingeschreven in het Kadaster. Op deze manier wordt de speeltuinorganisatie eigenaar van de opstallen, en is zij tevens aansprakelijk als een opstal gebreken vertoont waardoor derden schade lijden. In een tussenfase is het mogelijk dat de speeltoestellen nog niet worden overgedragen, maar de stichting wel het beheer hierover wil nemen. In dit geval blijft de gemeente (verhuurder) verantwoordelijk. Dit is een onwenselijke situatie, omdat hier juridisch gezien onduidelijkheid over kan ontstaan.

Ingroeipad

De speeltuinorganisaties kunnen kiezen voor een ingroeipad om het technisch beheer van de gemeente over te nemen zoals schoonmaak, onderhoud/ beheer terrein, onderhoud gebouw etc. zodat de speeltuinorganisatie ervaring kan opdoen zonder direct alle verantwoordelijkheden te moeten nemen.

Gebiedsomschrijving

Voor het opstellen van een nieuw inrichtingsplan dient het huidige gebied in kaart worden gebracht. Vaak is er een (digitale) plattegrond aanwezig bij de Utrechtse Vastgoedorganisatie (UVO) het opvragen kan via de subsidiegever Maatschappelijk Ontwikkeling. Let wel dat het inlezen van digitale plattegronden soms enkel met professionele computerprogramma’s mogelijk is. Omdat plattegronden meerdere malen aangepast kunnen zijn, is het aan te raden om daarnaast ook altijd het gebied zelf op locatie in te meten, of in te laten meten door een professionele partij.

Een inmeting vertelt veel over het terrein: Hoeveel ruimte er is, waar de objecten staan en welke logistieke loop/rij routes er zijn. Welke elementen (toestellen, aanleidingen, meubilair en/of verharding) zijn nog goed voor hergebruik?

Bodem

Voor aanpassingen op het terrein dient een bodemonderzoek te worden verricht naar mogelijke verontreinigingen. Uit dit onderzoek moet blijken of de grond geschikt is voor de beoogde doeleinden of dat er eerst aanvullend onderzoek of saneringen moet plaatsvinden. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gevraagd om een bodem-rapport toe te voegen. Dit rapport mag niet ouder zijn dan 3 jaar.

Klic-melding

Het is wettelijk verplicht om bij machinaal graven een Klic-melding te doen. Bijvoorbeeld bij graafwerk om een speeltoestel te plaatsen. Klic staat voor Kabels en Leidingen Informatie Centrum.

Nutsvoorzieningen

Water gas en elektriciteit zijn van openbaar nut, vandaar de term: Nutsvoorzieningen. De kabels en leidingen moeten vorstvrij en zoveel als mogelijk dicht bij elkaar worden gelegd en goed bereikbaar zijn om eventuele storingen/breuken snel op te lossen. Indien mogelijk krijgt het speeltuingebouw eigen huisaansluitingen voor energie en water, inclusief eigen (hoofd)meters. Elementen van het rioolontwerp zoals rioolputten en bovengrondse voorzieningen als schakelkasten moeten in het ontwerp voor de openbare ruimte worden geïntegreerd. Boven het riool en binnen 1½m ter weerszijden daarvan geen elementen toepassen die de toegankelijkheid tot het riool en de aansluitingen beperken. Bomen moeten minimaal 3 meter uit het hart van het riool worden gepland. Steeds frequenter wordt gekozen voor een progressieve benadering van de waterhuishouding, waarbij het hemelwater op een alternatieve wijze wordt afgevoerd.

Bereikbaarheid

Het gebouw dient bij geval van nood goed bereikbaar te zijn voor hulpdiensten (brandweer, ambulance en politie). Hiervoor moet met Veiligheidsregio Utrecht worden overlegd over de aanvalsroute en de benodigde melders en blusvoorzieningen.

Onderhoud en reparatie

Om efficiënt beheer en onderhoud te kunnen garanderen, wordt rekening gehouden met de vereiste maatvoering (uitgangspunt voor beheerde speeltuinen is 5000m2 buitenruimte), vormgeving en indeling van de speeltuin en de omliggende openbare ruimte. De bereikbaarheid en toegankelijkheid voor onderhouds-materieel (o.a. maai-, borstel-, veegmachines) en leveranciers. Als laatste moet het terrein bereikbaar zijn voor bouwverkeer en overig zwaar verkeer voor het onderhouden van de speeltuin en het gebouw. De afvalophaaldienst moet de opstelplek voor afvalcontainers eenvoudig kunnen bereiken zonder obstakels of verkeersonveilige situaties.

Omheining

Een beheerde speeltuin is omheind. Hierdoor wordt ook het ontstaan van "versnipperde ruimte" tegen gegaan. Het soort afscheiding wordt gekozen door de speeltuinorganisatie. Een heldere scheiding door het plaatsen van een hekwerk tussen openbaar gebied en uitgegeven gebied (speeltuin) dient uitgangspunt te zijn. Het hekwerk heeft ook de functie om vandalisme te voorkomen door stevig, moeilijk overklimbaar - maar tegelijk ook kindvriendelijk te zijn.

Secties
Sectie toevoegen

Opmerkingen